Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG4724

Datum uitspraak2008-11-19
Datum gepubliceerd2008-11-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200800116/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 28 september 2006 heeft het college van gedeputeerde staten van Overijssel (hierna: het college) het Natuurgebiedsplan Overijssel (hierna: het plan) vastgesteld.


Uitspraak

200800116/1. Datum uitspraak: 19 november 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 27 november 2007 in zaak nr. 06/2373 in het geding tussen: [appellant] en het college van gedeputeerde staten van Overijssel. 1. Procesverloop Bij besluit van 28 september 2006 heeft het college van gedeputeerde staten van Overijssel (hierna: het college) het Natuurgebiedsplan Overijssel (hierna: het plan) vastgesteld. Bij uitspraak van 27 november 2007, verzonden op 28 november 2007, heeft de rechtbank Zwolle (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 januari 2008, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. [appellant] en het college hebben nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partij toegezonden. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 augustus 2008, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. J. Regterschot en T.J. de Kogel, beiden ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Bij besluiten van 20 december 1999 (Stcrt. 1999, 252) heeft de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, onder meer lettend op de artikelen 2 en 4 van de Kaderwet LNV-subsidies, de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 (hierna: de Regeling SN) en de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer vastgesteld (hierna: de Regeling SAN). 2.1.1. Ingevolge artikel 13, eerste lid, aanhef, van de Regeling SN, voor zover thans van belang, worden ten behoeve van de uitvoering van deze regeling natuurgebieden begrensd met de vaststelling van plannen. Voor landschapsgebieden en landschapsgebiedsplannen is in de Regeling SAN een vergelijkbare bepaling vastgesteld in artikel 12, eerste lid, aanhef, en voor beheersgebieden en beheersgebiedsplannen in artikel 10, eerste lid, aanhef. 2.2. Het bij het besluit van 28 september 2006 vastgestelde plan voorziet zowel in de begrenzing van natuurgebieden in de zin van de Regeling SN, als in beheers- en landschapsgebieden in de zin van de Regeling SAN. 2.2.1. In de toelichting bij de Regeling SN is vermeld dat deze regeling is gericht op gebieden waar de instandhouding of ontwikkeling van natuurwaarden en van bos de primaire functie vormt. In de toelichting bij de Regeling SAN staat vermeld dat die ziet op de bevordering en ontwikkeling of het beheer van natuur, bos en landschap in gebieden waar uitoefening van landbouwactiviteiten blijvend voorop staat. Voor de verwezenlijking van deze doelen kan aan eigenaren en pachters van gronden die in het plangebied zijn gelegen krachtens de artikelen 2 van de Regeling SN en de Regeling SAN subsidie worden verleend voor het treffen tot deze verwezenlijking strekkende voorzieningen. 2.3. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat het plan is gebaseerd op de Subsidieregeling natuurbeheer Overijssel (hierna: de PSN) en de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Overijssel (hierna: de PSAN). De PSN en de PSAN zijn immers eerst op 15 november 2006 in werking getreden, derhalve na vaststelling van het plan. Bovendien blijven ingevolge artikel 81 van de PSN en artikel 91 van de PSAN plannen die zijn vastgesteld in het kader van de Regeling SN en de Regeling SAN van kracht tot zij zijn ingetrokken of vervangen door een plan als bedoeld in de PSN en PSAN. Daarvan was ten tijde hier van belang geen sprake. Aangezien deze subsidieregelingen, voor zover thans van belang, nagenoeg identieke bepalingen bevatten als de Regeling SN en de Regeling SAN, ziet de Afdeling in het vorenstaande geen grond voor vernietiging van de aangevallen uitspraak. 2.4. De rechtbank heeft voorts overwogen dat [appellant] geen terrein in eigendom heeft of pacht binnen het gebied van het plan, zodat zijn belang niet rechtsreeks bij de vaststelling van het plan is betrokken en hij niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan worden aangemerkt. 2.5. Gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting moet worden vastgesteld dat [appellant] ten tijde van het vaststellen van het plan gronden in het gebied dat door het plan wordt bestreken in eigendom had. Reeds hierom is hij, anders dan de rechtbank heeft overwogen, als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb aan te merken. 2.6. Uit het vorenstaande volgt dat de rechtbank het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Gelet hierop is het hoger beroep gegrond en moet de aangevallen uitspraak worden vernietigd. Gelet op het bepaalde in artikel 44, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op de Raad van State moet de zaak in beginsel worden teruggewezen naar de rechtbank, maar nu de zaak gelet op het hierna volgende geen verdere behandeling behoeft, kan de Afdeling de zaak met toepassing van artikel 45 van de Wet op de Raad van State zonder terugwijzing afdoen. 2.7. [appellant] betoogt dat het voortbestaan van de knoflookpad in het plangebied moet worden beschermd. Hij voert aan dat in het natuurbeschermingsplan nieuwe natuur in de vorm van halfnatuurlijk grasland of poelen als habitat voor de knoflookpad op de locatie Heetveld, waar de knoflookpad voorkomt, niet meer mogelijk is. Voorts komt de knoflookpad, naar [appellant] ter zitting heeft verklaard, voor op het perceel "Vollenhove L 967" waarvan hij eigenaar is. 2.8. Voor de eigenaren en pachters van de in het gebiedsplan aangewezen terreinen bestaat een aanspraak op voorzieningen ingevolge de Regeling SN en de Regeling SAN, bedoeld in rechtsoverweging 2.2.1, alsmede ingevolge de thans geldende PSN en de PSAN. Vast staat dat [appellant] geen eigenaar of pachter van het terrein op de locatie Heetveld is, zodat voor hem reeds in zoverre geen aanspraak op bedoelde voorzieningen bestaat. Bovendien heeft [appellant] niet betoogd dat de hem in eigendom toebehorende terreinen ten onrechte niet zijn aangewezen om het treffen van voorzieningen mogelijk te maken ter bescherming van de knoflookpad, noch heeft hij aannemelijk gemaakt dat de knoflookpad op deze terreinen voorkomt. Voor zover de knoflookpad voorkomt op het aan [appellant] in eigendom toebehorend perceel "Vollenhove L 967", moet worden vastgesteld dat dit perceel, voor zover thans van belang, een erf is. Gelet op de artikelen 1 van de hiervoor bedoelde regelingen bestaat voor de eigenaar of pachter van een erf geen aanspraak op voorzieningen ingevolge deze regelingen. Ook in zoverre bestaat voor [appellant] geen aanspraak op deze voorzieningen. Aangezien het gebiedsplan uitsluitend het toetsingskader vormt voor de beoordeling van verzoeken om subsidie voor de hier bedoelde voorzieningen, kan zijn betoog niet tot vernietiging van het gebiedsplan leiden. 2.9. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling het bij de rechtbank ingestelde beroep derhalve alsnog ongegrond verklaren. 2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het hoger beroep gegrond; II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 27 november 2007 in zaak nr. 06/2373; III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond; IV. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Overijssel aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 214,00 (zegge: tweehonderdveertien euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat. w.g. Lubberdink w.g. Groenendijk lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 19 november 2008 164.